7 Tips voor het Correct Instellen van de Draadspanning op uw Naaimachine

Lees onze artikelen en laat je inspireren. Zoek je informatie over een bepaald onderwerp? Laat het ons weten!

7 Tips voor het Correct Instellen van de Draadspanning op uw Naaimachine

Het correct instellen van de draadspanning op uw naaimachine is een essentiële vaardigheid voor elke naaister, of u nu een beginner bent of al jaren achter de machine zit. Een verkeerde draadspanning kan leiden tot rimpelende naden, brekende draden of ongelijkmatige steken, wat frustrerend is en uw creaties minder professioneel maakt. Gelukkig is het aanpassen van de draadspanning eenvoudiger dan het lijkt! In ons artikel over tricot stoffen bespraken we al het belang van rekbare steken. Nu gaan we dieper in op de draadspanning, een cruciale factor voor perfecte steken, of u nu werkt met katoen, tricot of denim.

In dit artikel delen we 7 praktische tips om de draadspanning op uw naaimachine correct in te stellen. We behandelen zowel standaard naaimachines als overlockmachines, zodat u voor elke stof en elk project de beste resultaten behaalt. Of u nu een beginner bent die worstelt met losse steken of een gevorderde naaister die de spanning wil finetunen voor stretchstoffen, deze tips helpen u verder. Dank voor uw reacties op ons tricot-artikel – we hopen dat dit artikel net zo waardevol is!
 

Dit artikel is geschreven en gepubliceerd in augustus 2025.

 

Tip 1: Begrijp de Basis van Draadspanning

Wat is draadspanning?

Draadspanning bepaalt hoe strak de boven- en onderdraad in uw naaimachine worden getrokken tijdens het naaien. De bovendraad (van het klosje bovenop) en de onderdraad (van het spoeltje) vormen samen de steek, en de spanning zorgt ervoor dat deze draden mooi in balans zijn. Als de spanning te hoog of te laag is, krijgt u problemen zoals lussen, rimpels of brekende draden.

  • Te hoge spanning: De bovendraad trekt te hard, waardoor de stof rimpelt of de onderdraad naar boven wordt getrokken.

  • Te lage spanning: De bovendraad is te los, wat leidt tot lussen aan de onderkant van de stof.

  • Perfecte spanning: Beide draden ontmoeten elkaar in het midden van de stof, wat resulteert in een gladde, gelijkmatige naad.

Controleer altijd de handleiding van uw naaimachine voor specifieke instructies over de spanningsinstellingen. De meeste machines hebben een draaiknop voor de bovendraadspanning (vaak met cijfers van 0 tot 9) en een schroefje voor de onderdraadspanning op het spoelhuis.
 

Praktische tip: Maak een proeflapje met dezelfde stof en garen als uw project. Naai een rechte steek en bekijk beide kanten van de naad. Ziet u lussen of rimpels? Pas de spanning aan en test opnieuw.
 

Tip 2: Kies het Juiste Garen voor uw Project

De kwaliteit van uw garen speelt een grote rol bij het instellen van de draadspanning. Bij Stoffenland raden we aan om niet te besparen op garen, want goed garen zorgt voor sterke, duurzame en mooie naden. Voor de meeste naaiprojecten is 100% polyester naaigaren, zoals Mettler Seralene, een uitstekende keuze. Dit garen is sterk, krimpt niet in de was en werkt goed met verschillende stoffen.
 

Voor rekbare stoffen, zoals tricot of stretchkatoen, is Mettler Seraflex garen ideaal. Dit elastische garen zorgt ervoor dat de naad mee rekt, zelfs bij een rechte steek. Gebruik Seraflex voor zowel de boven- als onderdraad en stel de bovendraadspanning zo laag mogelijk in voor optimale rekbaarheid.
 

Praktische tip: Gebruik altijd dezelfde garensoort voor de boven- en onderdraad om spanningproblemen te voorkomen. Als u bijvoorbeeld katoenen garen gebruikt voor de bovendraad en polyester voor de onderdraad, kan dit ongelijke spanning veroorzaken.

 

Tip 3: Gebruik de Juiste Naald voor uw Stof

Een verkeerde naald kan de draadspanning verstoren, zelfs als uw instellingen correct zijn. De naald moet passen bij de stof waarmee u werkt, anders kunt u de stof beschadigen of ongelijkmatige steken krijgen.

  • Tricot stoffen: Gebruik een jersey- of ballpointnaald (bijvoorbeeld Schmetz Jersey Naalden). Deze naalden hebben een afgeronde punt die tussen de gebreide vezels glijdt zonder de stof te perforeren.

  • Geweven stretchstoffen: Kies een stretchnaald, die een licht puntige punt heeft om door de stof te gaan zonder schade.

  • Dikke stoffen zoals denim: Gebruik een jeansnaald of een naald met dikte 90/14 of 100/16 voor extra stevigheid.


Praktische tip: Vervang uw naald na elke 8–10 uur naaien of bij een nieuw project. Een botte naald kan de draadspanning verstoren en uw stof beschadigen. Controleer ook of de naald goed is geïnstalleerd – een scheve naald veroorzaakt vaak spanningsproblemen.
 

Tip 4: Stel de Bovendraadspanning Correct In

De bovendraadspanning wordt geregeld via een draaiknop of digitaal display op uw naaimachine, meestal met waarden tussen 0 (zeer los) en 9 (zeer strak). De standaardinstelling ligt vaak rond 4 of 5, maar dit varieert per machine en stof.
 

Hoe stel ik de bovendraadspanning in?

  1. Test op een proeflapje: Naai een rechte steek op een stukje stof dat overeenkomt met uw project.

  2. Controleer de naad:

    • Lussen aan de onderkant: De bovendraadspanning is te laag. Verhoog de spanning (bijvoorbeeld van 4 naar 5).

    • Lussen aan de bovenkant: De bovendraadspanning is te hoog. Verlaag de spanning (bijvoorbeeld van 5 naar 3).

    • Rimpelende stof: De spanning is te hoog. Verlaag de spanning en controleer of de persvoetdruk niet te hoog is.

  3. Pas geleidelijk aan: Verander de spanning in kleine stappen (bijvoorbeeld 0,5 per keer) en test opnieuw.
     

Voor tricot en stretchstoffen: Gebruik een lagere spanning (bijvoorbeeld 2–3) om te voorkomen dat de stof uitrekt. Combineer dit met een zigzag- of stretchsteek, zoals beschreven in ons tricot-artikel.
 

Praktische tip: Controleer of de draad goed door de spanningsschijven loopt. Een verkeerd ingeregen draad kan de spanning volledig ontregelen. Volg de inrijginstructies in uw handleiding zorgvuldig.
 

Tip 5: Pas de Onderdraadspanning Aan (Alleen als Noodzakelijk)

De onderdraadspanning, geregeld via het spoelhuis, hoeft meestal niet te worden aangepast. De fabrieksinstelling is vaak al goed, maar bij aanhoudende spanningsproblemen kunt u deze finetunen.
 

Wanneer moet ik de onderdraadspanning aanpassen?

  • Als de bovendraadspanning correct is ingesteld, maar u nog steeds lussen aan de bovenkant ziet, kan de onderdraadspanning te los zijn.

  • Als de onderdraad te strak is, wordt deze naar de bovenkant van de stof getrokken, zelfs bij een lage bovendraadspanning.
     

Hoe stel ik de onderdraadspanning in?

  1. Vind de schroef: Op het spoelhuis zit een kleine schroef die de spanning regelt.

  2. Pas voorzichtig aan: Draai de schroef een kwartslag met een kleine schroevendraaier:

    • Rechtsom voor strakkere spanning.

    • Linksom voor lossere spanning.

  3. Test opnieuw: Naai een proeflapje en controleer de naad.
     

Praktische tip: Markeer de originele positie van de schroef met een klein stipje nagellak voordat u aanpassingen maakt. Zo kunt u altijd terug naar de fabrieksinstelling. Gebruik bij tricotstoffen een iets lossere onderdraadspanning om de rekbaarheid te behouden.
 

Tip 6: Specifieke Spanningsinstellingen voor Verschillende Stoffen

Verschillende stoffen vereisen verschillende spanningsinstellingen. Hier zijn enkele richtlijnen:

  • Katoen en andere geweven stoffen: Gebruik een standaard spanning (4–5) met een rechte steek. Controleer of de naad glad is zonder rimpels.

  • Tricot en stretchstoffen: Verlaag de spanning naar 2–3 en gebruik een zigzag- of stretchsteek. Gebruik Seraflex garen voor extra elasticiteit.

  • Denim en dikke stoffen: Verhoog de spanning naar 5–6 en gebruik een zwaardere naald (90/14 of 100/16). Een iets hogere persvoetdruk kan ook helpen.

  • Fijne stoffen zoals zijde: Verlaag de spanning naar 1–2 om te voorkomen dat de stof wordt beschadigd. Gebruik een dunnere naald (70/10).
     

Voor overlockmachines: Overlockers hebben meerdere draden (meestal 3–4), elk met een eigen spanningsknop. Stel de spanning per draad in:

  • Linkernaald: 3–5 voor standaardstoffen, lager voor tricot.

  • Rechternaald: 3–5, iets lager dan de linkernaald voor een gebalanceerde naad.

  • Grijpers: 2–4, afhankelijk van de stofdikte. Test op een proeflapje om lussen te voorkomen.
     

Praktische tip: Noteer de ideale spanningsinstellingen voor uw favoriete stoffen in een notitieboekje. Dit bespaart tijd bij toekomstige projecten!
 

Tip 7: Onderhoud uw Naaimachine voor Consistente Spanning

Een slecht onderhouden naaimachine kan spanningsproblemen veroorzaken, zelfs als u alles correct instelt. Pluis, stof en oude draadresten in de spanningsschijven of het spoelhuis kunnen de draadspanning verstoren.
 

Hoe onderhoud ik mijn naaimachine?

  • Reinig regelmatig: Verwijder pluis uit het spoelhuis en de spanningsschijven met een klein borsteltje. Doe dit na elk groot project.

  • Controleer de draadgeleiders: Zorg dat de draad niet vastzit in de geleiders of spanningsschijven.

  • Laat uw machine professioneel onderhouden: Bij Stoffenland bieden we naaimachine onderhoudsdiensten om uw machine in topconditie te houden. Bel Rob via (+31)06-34562478 voor persoonlijk advies!
     

Praktische tip: Naai altijd een proeflapje na het schoonmaken van uw machine om te controleren of de spanning nog goed is. Een schone machine levert consistentere steken.
 

De Allerbeste Tip: Oefenen, Oefenen, Oefenen!

De beste manier om de draadspanning onder de knie te krijgen, is door te oefenen! Gebruik proeflapjes van verschillende stoffen, experimenteer met spanningsinstellingen en durf fouten te maken – daar leert u van! Elke naaimachine is uniek, en met wat geduld ontdekt u wat werkt voor uw machine en projecten.
 

Heel veel plezier en succes! We zien graag uw reacties en foto’s van uw naaicreaties tegemoet! Deel uw tips of vragen in de reacties. 

  Annabel     15-08-2025 08:00     Reacties ( 0 )
Reacties (0)

Geen reacties gevonden.

Persoonlijk advies nodig?

Persoonlijk advies nodig?

Bel of app Rob via op (+31)06-34562478